Naam
De hortensia is een bekende tuinplant.
Het geslacht is de Hydrangea en behoort tot de hortensiafamilie Hydrangeaceae. De geslachtsnaam Hydrangea zou afgeleid kunnen zijn van het Griekse woord hudor = water en angeion = vaatje.
Dit kan duiden op de vorm van de opengesprongen vrucht van de hortensia.
Soorten hortensia’s
Er zijn ongeveer 100 soorten verspreid over de hele wereld, waarvan sommigen in het wild voorkomen.
De hortensia groeit in milde streken waar het warm genoeg is om te overwinteren en koud genoeg voor de winterse rustperiode die de bladverliezers nodig hebben. Vooral in China en Japan komen hortensia’s veel voor.
In China heette de hortensia ‘Xiuqiu’ dat betekent ‘geborduurde bol’.
Voor de tuin zijn er veel soorten en variëteiten.
Enkele zijn:
Hydrangea heteromalla
Hydrangea paniculata
Hydrangea serrata
Hydrangea macrophylla
Hydrangea sargentiana
Hydrangea aspera
Hortensia is er met bolvormige en platgroeiende schermen, één- en tweekleurig, in enkel- en dubbelbloemige variëteiten.
Van soorten en variëteiten met platte schermen vallen de bloeiwijzen op door de grote randbloemen, die onvruchtbaar (steriel) zijn.
Alleen de klein blijvende, binnenste bloemen zijn vruchtbaar (fertiel).
De taak van de grote buitenbloemen is insecten ertoe te verleiden een bezoek aan de plant te brengen, om zo het stuifmeel op de binnenste bloemen af te geven.
Kweek en verzorging
Een zonnige tot halfbeschaduwde plek is ideaal voor de hortensia.
De hortensia kan het beste in kleiachtige, vruchtbare, vochthoudende grond worden geplaatst. Het planten kan het beste gebeuren in het vroege voorjaar (maart) of in het najaar (oktober of november).
In warme klimaten wordt de plant in het najaar gesnoeid, in koele klimaten in het voorjaar: eind maart - half april.
De hortensia bloeit op hout van het voorgaande jaar. Regelmatig snoeien komt de bloei ten goede.
Vormsnoei is niet nodig.
Bij volgroeide planten worden zwak gegroeide (dunne) scheuten zonder meer verwijderd. Wanneer er veel oude scheuten aan de struik zitten, worden enkele daarvan op ca vijf centimeter boven de grond teruggezet.
De overige oude scheuten worden tot dertig centimeter boven de grond ingekort. Snoei in dat geval het topeinde boven een naar buiten staand oog af.
Uitgebloeide en jonge scheuten worden ook tot dertig centimeter boven de grond gesnoeid en ook op een buitenoog.
Uit dit oog groeien nieuwe bloeischeuten. Van een totaal verouderde struik worden alle scheuten tot vijf centimeter boven de grond weggesnoeid.
Nieuwe scheuten zullen dan niet in hetzelfde jaar bloeien, maar het jaar daarop.
In het voorjaar daarna worden alle uitgebloeide scheuten tot op vijf centimeter boven de grond afgeknipt. De nieuwe, jonge scheuten worden tot op dertig centimeter teruggezet. De snoeicyclus is dus voortdurend gericht op verjonging van de struik.