Het kopen van een (digitale of analoge) camera.
Wie op het punt staat een nieuwe fotocamera te kopen heeft het niet gemakkelijk. Het aanbod is groot, en daarnaast moet je beslissen of het een 'conventionele' analoge of 'nieuwerwetse' digitale camera gaat worden.
De geschiedenis van de digitale camera
De eerste digitale camera’s kwamen in 1984 op de markt.
En zoals altijd bij de introductie van een nieuwe techniek was er aanvankelijk weerstand tegen digitale fotografie. Dat was enigszins te begrijpen, want die eerste camera's konden slechts 0,3 megapixels aan, zodat ze kwalitatief geen partij waren voor analoge modellen. In 1991 lanceerde Kodak de DCS-100, die werd gepresenteerd als een professionele digitale camera. Hij beschikte over een 1.3 megapixel CCD, had een intern geheugen van 260 MB.
De ontwikkeling en opmars van de digitale camera
Halverwege de jaren '90 ontwikkelde de digitale camera zich tot een serieuze concurrent voor analoge toestellen. De techniek werd volwassen en de prijzen daalden, waardoor de interesse van de consument was gewekt. Ook softwarematige verbeteringen droegen bij aan de opmars.
Mijlpalen voor digitale fotografie waren de introductie van compressiestandaard JPEG in 1988 en het verschijnen van Adobe Photoshop in 1990.
Hoe werkt een digitale camera
Het belangrijkste verschil tussen digitale en analoge fotografie is het gemis van een filmrolletje in de digitale camera. Het aftasten van het beeld geschiedt door een CCD, de 'Charge Coupled Device'. Dit is een chip die zich achter de lens van een digitale camera bevindt.Het opgevangen licht wordt omgezet in een elektrisch signaal, en wordt daarna gedigitaliseerd.
Een CCD bestaat uit een groot aantal lichtgevoelige fotodioden, die min of meer kleurenblind zijn. Een speciaal interpolatiefilter verdeelt de fotodiodes in de categorieën rood, groen blauw. Deze gegevens worden opgeslagen in het geheugen van de camera, zoals een diskette, een cd of een Compact Flash kaart.